Onder mijn klanten is een aantal zangdocenten, die, zoals gebruikelijk is, hun leerlingen tijdens de les begeleiden op piano. Naarmate de leerling vordert zal hij of zij hogere eisen aan het repertoire gaan stellen. En hoe moeilijker de zangpartij, hoe lastiger ook de pianobegeleiding. Het gebeurt dan al snel dat de docent geen lekkere begeleiding kan spelen, immers de docent heeft alle aandacht bij de prestaties van de leerling. En al gaat het niet om de kwaliteit van de begeleiding, de zanger moet voldoende ondersteuning hebben om het stuk effectief te oefenen.
Een voorbeeld zijn de liederen van Roger Quilter (1877 – 1953). Hij heeft van alles geschreven maar is het bekendst geworden door zijn liederen, die, hoewel duidelijk 20e-eeuws, nog wel een conventionele harmonie bezitten, maar daarvan al wel de grenzen opzoeken. Hij neemt teksten van dichters als Shakespeare en Blake en maakt die zingbaar, wat op zich al een prestatie is.
Zijn liederen zijn niet al te moeilijk voor de zanger, maar hebben toch flinke diepgang. Daarbij zijn ze in het EngelsĀ (wat de leerling beter beheerst dan Duits of Frans) en doorgaans lekker kort, rond twee, hooguit drie minuten. Prima te doen dus. Alleen de pianopartij is net even te lastig voor tijdens de les. Er zitten stemmen en tegenstemmen in, in beide handen tegelijk, snelle afwisselingen in dynamiek, de maatsoort en de sleutel wisselen nog wel eens. De docent zou eigenlijk eerst zelf de pianopartij flink moeten oefenen. Dat zit er meestal niet in natuurlijk.
Daarom maak ik regelmatig opnamen van dergelijke “net iets te moeilijke” pianostukken. De klanten, zangdocenten dus, lenen die opnamen uit aan de leerlingen die er dan mee oefenen. Thuis en op de les hebben ze dan een perfecte begeleiding, en de docent heeft alle tijd om op de verrichtingen van de leerling te letten.